Inleiding
Waarom een langspeelplaat met liederen van Frans Lamoen?
Mag ik zo vrij zijn om deze vraag te beantwoorden met een andere vraag?
Waarom een langspeelplaat met liederen van Louis Davids of Wim Sonneveld?
Het antwoord is eenvoudig. Omdat het kabaret-grootheden waren. Dat was
het fenomeen, Lamoen ook. In zijn eigen stijl. Beweren dat Frans Lamoen een even
veelzijdig artiest was als Louis Davids, dat zou verkeerd zijn. Maar een man, wiens naam
op meer dan honderd (78-toeren) platen heeft gestaan, die duizenden keren heeft opgetreden
in Vlaanderen, Brussel, Nederland, Duitsland tot zelfs in Nederlands-lndië, wiens naam op
het zo gevierde Amsterdamse Theater Carré heeft gestaan, zo'n man mag niet vergeten
worden.
Frans Lamoen had misschien één groot probleem: hij was een Vlaming
uit Antwerpen. Geen Nederlander, want dan stond hij zeker mee in de diverse
geschiedkundige boeken die te pas en te onpas in Nederland verschijnen. Lamoen, een man
zonder bagage, zonder artistieke afkomst, heeft alles zelf geleerd, heeft heel zijn leven
gestolen met zijn ogen, kon amper zonder fouten schrijven en las heel moeilijk, had gewoon
heel veel talent. Een artiest die mits een professionelere aanpak meer uit zijn carriere
had kunnen halen maar tot op de dag van zijn dood zich "Kluchtzanger" bleef
noemen en niet "akteur" of zeker geen "artiest".
Ik begon, om zijn naam in de bekendheid te krijgen, met het theaterstuk
"Frans Lamoen" te schrijven, een komisch toneelwerk over de carrière van Frans
Lamoen. Onder regie van Jan Verbistervaarden, Leo Brant, als Lamoen, en Dirk Van Oerle,
als begeleider, wat de nummers van Lamoen, voor veel mensen, nog betekenen. Heel het stuk
door amuseerden de mensen zich met de nog steeds frisse teksten van deze eerste
"Vlaamse" kabaretier. Op de dag van de première, 13 april 1985, in het Merksems
Karnertheater, wist ik dat de langspeelplaat er moest en zou komen. Om aan zo'n project te
beginnen moet je echter veel geduld hebben. Wekelijks krijg ik, gelukkig, nog materiaal
toegestuurd van mensen die vinden dat alles van Lamoen terug samen moet gebracht worden,
in plaats van her en der verspreid, om dan verloren te gaan in één of andere kartonnen
doos op de zolder. De 78-toeren platen die op deze LP werden gereproduceerd zijn
"niet" de allerbeste nummers van Frans Larnoen. Eén van zijn bekendste nummers,
"De Vrolijke Koster", werd niet op deze plaat opgenomen omdat wij in de eerste
plaats hebben gemikt op de verstaanbaarheid van de teksten en natuurlijk verkeren reeds
heel veel platen in een erbarmelijke staat.
De carrière van Frans Lamoen
speelt zich af in 3 fasen.
De 1ste fase: zijn debuut en evolutie tot kluchtzanger in de vele
Antwerpse Café-Chantants.
De 2e fase: zijn eerste stappen in de revue en evolutie tot
theaterartiest.
De 3e fase: een beetje een zielige afgang van een artiest die niet
kan stoppen.
1ste fase:
|
|
|
|
|
in Amsterdam |
|
tijdens WO I |
|
Blockrevue 1910 |
Zoals zijn oudere broer en zusters moet Lamoen vroeg gaan werken. Via allerlei beroepen
wordt hij op 9-jarige leeftijd meegegeven met zijn oudere broer, John, die aktief is in
een drukkerij. 's Zondags loopt hij school en het is daar dat hij op de diverse
ouderavonden zijn eerste liedjes zingt. Na een tijdje stroomt het volk toe om dat kleine
mannetje met zijn gekke bekken bezig te zien. Ondertussen krijgt Lamoen, die in de
drukkerij enkel goed is om de letterkasten met een blaasbalg schoon te maken, door het
inademen van al dat stof, de loodziekte en de dokter verwijst hem naar de goede lucht in
Boom. (lets wat ik de mensen in deze tijd ten stelligste afraad). Daar komt Lamoen terecht
in een Booms café, waar elke donderdag een café-Chantant wordt georganiseerd. Na een
tijdje brengt Lamoen zijn eigen geld op en verdient met al die optredens zelfs meer dan
zijn vader als zeeman. Later verzeilt Lamoen als vaste waarde in de diverse
Café-Chantants rond het Antwerpse Steen. Een zware ruwe groep van, meestal dronken,
tweede-rangs artiesten die, op een paar uitzonderingen na, nooit een artistiek niveau
haalt. Lamoen treedt ook op bij trouwpartijen en banketten. Het is tijdens zo'n banket dat
Lamoen het geluk heeft om in kontakt te komen met een franstalig journalist die in hem
meer ziet dan een kluchtzanger. Zijn eerste theaterkontrakt voor de "Scala
D'Anvers" is binnen.
2e fase:
|
1935 - voor de radio |
Het wordt een samenwerking die jaren zal duren. Tijdens en na de Scalaperiode werkt Lamoen
ook in de Hippodroom van Antwerpen waar het publiek storm loopt voor de revues van Rik
Senten. Lamoen creëert in die revues de meest uiteenlopende typetjes, met als
specialiteit de volkse vrouwenfiguren: de voddenvrouw, de visverkoopster, de toverheks
etc...
Het handelsmerk van Lamoen wordt echter het opvoeren van 5, 6, tot zelfs 12 figuren in
één lied of conference. Zo ontstaan de populaire liederen: Miss Pladijs, De bus van
Bommerskonte, De Meezenvangers (geef hem katoen) etc... Nadat Lamoen al een hele tijd
wasrollen (de voorloper ' van de 78-toeren plaat) heeft staan volzingen, hetgeen rol per
rol gebeurde, kan het niet uitblijven: hij krijgt zijn eerste platenkontrakt bij "His
Master's Voice". Later werkt hij nog voor Homocord(Berlijn), Pathé (Parijs), Odeon,
Edison Bell en Crystal. Honderden platen vliegen de deur uit. Vrij kort na de ontdekking
van Lamoen als theaterartiest beginnen ook de Nederlanders interesse te krijgen voor die
"Vlaming".
Lamoen speelt in heel Nederland: Amsterdam, Scheveningen, Den Haag, Rotterdam, noem
maar op. In 1910 komt er bij Rafaël Bouwmeester, de zoon van de beroemde Louis, via
Chinees kapitaal een aanbod binnen. Bouwmeester kan met een troep artiesten op wereldreis
naar Nederlands-Indië, er is slechts één voorwaarde: Frans Lamoen moet erbij zijn. Het
wordt een financieel erg aantrekkelijk aanbod en zo komt het dat Lamoen van 1910 tot 1912
uit de belangstelling verdwijnt, doch niet uit de gedachten. Na zijn terugkomst zet Lamoen
zijn carrière in Vlaanderen en Nederland verder. Tijdens de oorlog van 1914-1918 gaat de
Scala dicht en Lamoen, als vrijwilliger werkzaam bij het Rode Kruis, vlucht naar Nederland
waar hij zich gaat inzetten voor de Belgische vluchtelingen. Hij treedt er heel veel op,
zingt voor de 1000ste maal "Het Kosterke" tijdens een opvoering in het
Amsterdamse Carré en wordt in Rotterdam gevierd voor zijn 30-jarig artiestenjubileum.
Door zijn verblijf in Nederland verbetert Lamoen ook zijn taal en teksten. In 1919 gaat
Lamoen terug naar België en de belangstelling in Nederland neemt geleidelijk af. Toch
blijft Lamoen er nog geregeld optreden. De carière van Lamoen is verre van afgelopen want
in 1920 verschijnen de eerste cinema's. Telkens, tijdens de pauze, wordt er varieté
gebracht en de slimme Lamoen is er als de kippen bij om zijn liedjes aan te prijzen. Zijn
laatste echte hoogtepunt komt in 1934 wanneer de NIR aan Lamoen vraagt om mee te werken
aan het radiokabaret "De Zonnekloppers", samen met Renaat Grassin ('t Ketje),
Gaston Van Der Meulen, Zus Usbeck en Jan Steurs. Lamoen wordt duidelijk binnengehaald als
populaire liedjeszanger. In 1937 wordt hij nog gevierd voor zijn 50-jarig jubileurn. Doch
het oorlogsgevaar nadert en in 1940 stopt Lamoen gedurende de 5 oorlogsjaren al zijn
aktiviteiten.
3e fase:
|
|
|
in de tuin |
|
viering 60 jaar artiesten jubileum |
Wanneer Lamoen in 1945 besluit om terug op te treden, hij is dan 69 jaar, begaat hij een
flater. Hij is te oud. Niet alleen fysisch maar vooral van mentaliteit. De opkomst van
cocacola, chewing-gum, de koude oorlog, de atoombom, het is allernaal moeilijk te
verwerken voor Lamoen. Hij is verbitterd door de oorlog. Hij heeft veel vrienden en
kennissen verloren en dat zit hem zwaar. Hij helpt zelfs bewust mee met het afstraffen van
enkele collaborateurs uit zijn buurt te Wilrijk. Wanneer al deze verbitteringen wat gezakt
zijn begint hij terug op te treden als gast in één of andere revue of op communie- en
trouwfeesten. Ook in de cinema's.
In 1947 komt er zelfs nog een viering van 60-jaar Frans Lamoen. Wanneer
hij in 1949, op aandringen van zijn neef John, de oudste zoon van zijn oudere broer, op
primaire wijze een aantal anekdotes opschrijft, slaagt men er zelfs in om nog een
biografisch boek samen te stellen. Wanneer het boek verschijnt is Lamoen al erg ziek. Zijn
karakter wordt prikkelbaar en op een dag verbrandt hij in zijn tuin alles wat hij nog
heeft aan platen, boeken, foto's, affiches, programmaboekjes, persknipsels, alles wat hem
herinnert aan zijn grote carrière. Hij sterft in 1954. In de kranten verschijnen kleine
aankondigingen over zijn begrafenis. Het einde van een "Kluchtzanger".
Ik noem hem terecht onze eerste echte Vlaamse kabaretier.
Ronald Van Rillaer
|