aangestesseld |
ze komen op hun duizend gemakken. Ze komen aangestesseld, 't wier tijd! |
aangevezen |
dronken. Hij is goed aangevezen |
absjaar |
gemeen, onbetrouwbaar iemand. Gij 'sen absjaar! |
akketat |
slag: hij kreeg een akketat op zijn gezicht |
alteratie |
opwinding, schrik. Van alteratie de muren oplopen. Ook: altereuzze |
attraperen |
op heterdaad betrappen |
barlikken |
in orde maken. We zullen dat hier is rap barlikken |
bassengwerker |
havenarbeider, dokwerker. Mijne man is on den bassèng |
bebbel |
mond. Houdt-na-toch-is-vijf-minuten-oewe-bebbel ! |
bietekwiet |
persoon die opvalt door gek gedrag of kleding |
bik |
eten. Is-den-bik-al-kleer? Wat-valt-er-te-bikken? |
blaaike |
rolluik, blaffetuur. De blaaikes aflaten. Ook ogen. Mijn blaaikes vallen
dicht van de vaak |
bloemekee |
ruiker bloemen. Ook het einde en tevens het hoogtepunt van een vuurwerk:
da's den bloemekee! Wordt ook gezegd wanneer iemand fel overdrijft of met spek schiet: gij
hebt den bloemekee voor vandaag, of: dat is de geel trui. |
boerentoren |
Europa's eerste wolkenkrabber, in de jaren 30 gebouwd in opdracht van de
Boerenbond, de latere Kredietbank.
Officiële benaming: Torengebouw. |
boneknoper |
traag iemand. 't Gaat vooruit gelijk bonenknopen |
camelot |
minderwaardige voorwerpen of produkten. Ge hebt weer camelot in uw pollen
laten stoppen! |
caroke |
vierkantje. Een karrowen-hem: een ruitjeshemd |
chagrijn |
verdriet. Het woord kwam veel aan bod in de liedjes van Frans Lamoen |
cinema-veurniet |
op een onverwacht ogenblik een stukske bloot kunnen zien |
consjuus |
doen alsof. Ze doet consjuus dat ze het niet gezien heeft. |
dem |
niets. Er is geen dem te zien, mee te maken, te beleven. Hij doe geen dem |
dier |
duur. Amai, da's hier dier tegen oep 'n ander, ge moet hier zeker de Meir
bijbetalen? Duur-de-comprenuur-zijn: traag van begrip zijn |
dochteren |
wanneer iemand zegt: ik docht (dacht), klinkt het antwoord: ge moet niet
dochteren, ge moet zeunen (zonen) |
doeget |
samenvoeging van doe-het. Hij doeget-ni, hij doeget-goe, als-'m-het-doe,
doetem-het-goe |
dot |
een dot op uw oog krijgen: vuistslag in het gezicht. Men kan ook het haar
in een dot dragen |
ei |
hij zit met een ei in z'n broek, heeft schrik. Eire (eieren) of joeng?
Kiezen of delen. iemand verwennen: eire onder zijn gat leggen. Jà, legt er nog wat eire
onder, onder die lamzak. |
eigen |
zich zelf. Typische Antwerpse zinsbouw: hij gaat z'n eigen wassen, ik ga
mijn eigen scheren, ik ga mijn eigen afdrogen. Hij gaat zelfs z'n eigen verdoen, ophangen,
of van den blauwe steen springen (kaaimuur). Men kan ook op z'n eigen gaan werken,
zelfstandig worden, of té eigen worden, te intiem. |
eigentlak |
eigenlijk. Eigentlak-is-da-ni-just |
fabrie |
bakkebaard, tochtlat. Z'n fabriezen laten staan (...Stafke Fabri
draagt fabriezen) |
fatsen |
heimelijk de school verzuimen, haagschool houden |
febbekak |
bedorven, verwend kind. Het febbekakske wordt altijd voorgetrokken. Ook:
febbe. |
fikfakken |
spelend, plagend duwen en trekken, elkaar aanraken |
foechelen |
stiekem, achterduims iets regelen of in elkaar steken |
gekeest |
gekeest zijn: bedrogen zijn |
gelattig |
glad. Het is gelattig op straat.
Gelattige: bijnaam voor plantrekker. Dat-is-ne-gelattig-den-die |
geneuk |
prutswerk, voddewerk. Ook een kind is een klein geneuk. |
gepros |
van prossen. Zich volprossen met voedsel. Gesukkel, ook duwen en trekken. |
hannekesnest |
De H wordt in het Antwerps ingeslikt
rommel, onoverzichtelijk. Ook: zorgen, ik ben heel die hannekesnest zo beu als koude pap. |
hardie |
ijverig, werklustig, bekwaam: nen hardieje kerel |
hondekot |
bolhoed |
iekenis |
lies, liesstreek. Men kan pijn en zelfs stektes in z'n iekenis hebben |
inreusse |
inwrijven. Ge moet mijne rug eens goed inreusse met die speciale zalf
tegen het reumatis |
jaard |
aarde, grond. 'n zak jaard. Kuist uw voeten (bedoeld wordt schoenen) af
want er hangt jaard aan. |
jarrebees |
aardbei. Jarrebezen met bruine suiker |
jenoffel |
anjer. Ook de zoveelste bijnaam voor vagina |
jorreke |
jaartje. Nog 'n jorreke wachten, dan zijt ge groot genoeg |
kakkentist |
bang, flauw iemand |
kazakkendraaier |
iemand die van de ene naar de andere partij overloopt, vaak van mening
verandert en over 't algemeen onbetrouwbaar is. |
kif-kif |
de spons erover vagen na een ruzie: we zullen alles maar kif-kif laten.
Zand erover |
klammig |
vochtig, kil. De klammigte zit in huis |
leer |
ladder. Met het leerke uitgaan: stelen |
leggen |
betalen. Leggen gelijk de kiekes |
leubbe |
zachtaardige man, ne leubbe van ne vent, ge kunt 'm peren laten plukken
van ne kersenboom |
leudeveude |
l.d.v.d.: liefdeverdriet. zijn lief heeft het afgezegd, hij heeft een heel
week leudeveude |
madolle |
medaille, decoratie |
marjop |
een marjop krijgen: een slag krijgen |
mastentop |
denneappel |
max |
da's dé Max. Dat is prima-de-luxe. Dat heb je er goed afgebracht. Uitroep
van bewondering |
|
De N heeft in veel woorden een vervangende functie:
zo krijgen we: ne-nieuwe-noed (hoed), ne-nieuwe-noto (auto), ne-nauwe-nezel (een oude
ezel), ne-nauwe-naap (een oude aap)... |
naft |
benzine. Grote auto's zuipen veel naft.
Da's-nen-dieren-noto-on-de-naft-allien |
ne |
een. Het Antwerps voorzetsel 'ne' of 'nen' verdringt in vele gevallen
'een'. Ne vogel, ne kop, ne zot, ne meneer, ne vent, ne goeienavond, ne goeiendag.
Nen-elen-oop (een hele hoop), nen toffe gast. Wordt 'een' toch gebruikt dan klinkt het als
'eun': eun vrouw, eun kind, eun medam |
neuke |
vlinderdasje. Ook kluchtzangerke. Wanneer je in Nederland een hemd koopt,
vraag dan niet of het neuke(n) er gratis bij is.... |
nieverans |
nergens. Waar hedde-gewest? Nieverans ni! Spottend gezegde; ze zijn op
reis geweest naar Nieverans-les-Bains. |
oepternief |
opnieuw |
olle |
de anderen, jullie. Ik-heb-mè-olle-gin-zake! |
overkropt |
overkropt zitten van 't werk: te veel werk hebben |
palatie |
versiering, gekleurde lampjes, vlaggen, triomfbogen. Er was vroeger veel
palatie in de straten |
pallepoten |
overal aanzitten, nergens kunnen afblijven. Die staat nu overal aan te
pallepoten |
palmenhouten |
een persoon die niet erg actief is, waar geen beweging in te krijgen is.
Hoe-stodde-dor-na-wér, palmenhoute! |
peul |
peluw. Ik heb een nieuwe peul voor mijn bed gekocht |
pisseloe |
dunne koffie. Die koffie is precies pisseloe, ge kunt er de gazet door
lezen, of: ge kunt er Sint-anneke door zien. |
rappe |
vlugge, rappe dans, djive, swing. Ze spelen ne rappe |
ratten |
stelen |
rens |
zuur, zurig. Die appel is rens |
rettepetet |
haastig, vierklauwens, hals over kop |
ruttamtut |
ijdele praat, onzin. Ook ruttentut of ruttekentut. Ruttekentut,
zwijgt-mor-stil! |
saluatie |
rammeling. Ik zal u sebiet eens 'n saluatie geven dat uw tanden bedot
spelen in uwen buik |
samensmelting |
in het Antwerps dialect wordt veel aan samensmelting van woorden gedaan:
'k-hem-gat (ik heb gehad), 'k-at (ik had), 'k-zou-is (ik zou eens), wa zeet-'m? (wat zei
hij?), ma'k? (mag ik?), doeget-zier? (doet het zeer?), zie-najisaan (zie nu eens aan),
gonnolet (ga haal het) |
schalulleke |
jonge ui met het groen van de stengel |
schetterkont |
dame die tijdens het praten schettert, roept. Op schetterende toon praat.
Die-hé-'n-kweek-gelak-'n-troempet |
sjamfoeter |
onbetrouwbaar iemand, staat altijd te sjamfoeteren, de mensen te kullen,
te bedriegen |
talloor |
bord. teljoor, diepe en platte talloren |
tantuurdejot |
jodiumtinctuur. Smeert er wat tantuurdejot aan. |
teffrent |
verschillend |
tennauwe |
terecht. Met geld komt ge overal tennauwe |
tuttefrut |
kauwgum |
uitfineren |
verzinnen. Ze weten altijd wel iets uit te fineren. Ook: bedachtzaam en
met veel geduld iets onderzoeken |
uitvallen |
uitvliegen, opvliegen. Meestal wordt hier het verkleinwoord gebruikt: hij
zal zo eens een uitvalleke doen |
vessemen |
een draad door het oog van de naald steken |
voos |
in de zin van ongevoelig: mijn gat is voos van op te zitten |
vreef |
enkel. Ik heb heel mijne vreef opengekrabt |
wallebakken |
alsmaar op zwier gaan. een echte wallebakkerij |
weps |
wesp. Soms wordt het diertje ook wel een peeweps genoemd |
weubbe |
tegenzin, van iets de weubbe hebben, afkeer, tegengoesting. Bah, van die
vent krijg ik de weubbe |
zwam |
aanmoediging: geft-heum-zwam. Laat het wat vooruitgaan |
zweetpatéke |
zweetvoet |